Echte fotografie


– Door Willem Popelier

Dit pleidooi is uitgesproken bij Fotodok Utrecht op 9 april 2014 tijdens Don't Mention The D-Word, georganiseerd door het Nederlands Fotomuseum Rotterdam, Master Photography AKV|St. Joost Academie Breda en Fotodok Utrecht).


In 2008 studeerde ik af met een serie over mijn familie. In deze serie zijn onder andere portretten te zien die enigszins lijken op pasfoto’s. Er werd tijdens en vlak na mijn afstuderen door de afstudeercommissie tegen me gezegd dat dit “natuurlijk geen echte fotografie” is. Een opmerking die me altijd is bijgebleven. Wat ermee bedoeld wordt, is wellicht dat het niet het juiste soort fotografie is. Wat dat dan wel hoort te zijn, wordt niet verteld. Dat het niet het juiste is, wel.

In 2010 werd ik met de serie ‘Rejected Identities’ genomineerd voor de Dutch Doc Award in de categorie innovatie en experiment. In deze serie pasfoto’s probeer ik onder de regels van een identiteitscontrole uit te komen. Tijdens deze eerste uitreiking van de Dutch Doc Award ontstond een verhitte discussie over de aard van de fotografie die genomineerd was. Men vroeg zich hardop af of de genomineerde projecten wel ‘echt’ het soort fotografie toonden dat men voor deze prijs zou willen nomineren. Ik won dat jaar niet. Over mijn werk werd door verschillende mensen opgemerkt dat het niet ‘echt’ was wat het hoorde te zijn. Wat het dan wel hoort te zijn, wordt niet verteld. Dat het niet het juiste is, wel.

In 2011 werd ik met mijn afstudeerwerk, gepubliceerd in het boek ‘____ en Willem’, genomineerd voor de Dutch Doc Award. Weer ontstond er een hevige discussie over de genomineerden en hun soort fotografie. Men vroeg zich hardop af wat een project als dat van mij te maken had met ‘echte’ fotografie. Ik had ten slotte “alleen maar mijn familie gefotografeerd”, terwijl er zoveel meer ‘echte en echt belangrijke’ onderwerpen zijn. Ik won de Dutch Doc Award niet, maar ontving wel een Special Mention, die speciaal is omdat er doorgaans geen Special Mentions worden toegekend. Mijn werk werd niettemin door sommigen afgedaan als een particulier, en daarom behoorlijk oninteressant, werk dat niet bij de ‘echte’ fotografie behoort. Wat dat dan wel hoort te zijn, wordt niet verteld. Dat het niet het juiste is, wel.

In 2012 stond mijn project ‘Showroom Girls’ op de longlist van de Dutch Doc Award. In dit project toon ik geanonimiseerde foto’s die twee meisjes in een winkel van zichzelf hebben gemaakt, in combinatie met hun geanonimiseerde Twitterberichten. Uit zeer betrouwbare bron heb ik vernomen dat de jury lang gediscussieerd heeft of dit project wel of niet op de shortlist moest komen. Uiteindelijk koos zij ervoor om het werk op moralistische gronden af te keuren.
Als reactie op een recensie van ‘Showroom Girls’ op de Amerikaanse website Gawker.com werden soortgelijke argumenten genoemd. Velen vonden het werk pervers: je behoort minderjarige meisjes niet op deze manier “in beeld te brengen”. Andere termen die veel werden gebruikt waren veelal veroordelend: “uitbuiten”, “stalken”, “gebruiken”, “misbruiken”. Velen richten zich op Gawker op de vraag of dit wel ‘kunst’ is. Bij de jury van de Dutch Doc Award werd er blijkbaar vooral gediscussieerd of dit wel de juiste moraal uitdraagt. Wellicht vond men dat het niet het juiste soort fotografie is. Wat het dan wel hoort te zijn, wordt niet verteld. Dat het niet het juiste is, wel.

In 2017 win ik de Dutch Doc Award. Ik win de Award met een project waaraan ik dan 8 jaar heb gewerkt. Mijns inziens lang genoeg om voor ‘echte fotografie’ in aanmerking te komen. Iedere week zoek ik Barack Obama op en maak ik een neutrale foto van hem. Al deze foto's leg ik over elkaar heen en ik film dit proces. Zodra deze film, getiteld ‘Your Weekly President’, op de shortlist staat, zal men zeggen dat het niet ‘echt’ is wat het hoort te zijn. Wat het dan wel hoort te zijn, wordt niet verteld. Dat het niet het juiste is, hoogstwaarschijnlijk wel.

-

In onze huidige samenleving worden er iedere dag ontzettend veel foto’s gemaakt, en veel van die foto’s zijn portretten. Hoe gaan we daarmee om? Wat betekent het om iemand te fotograferen? Wat schuilt er achter de afbeelding van een portret? Hoe kan fotografie gebruikt worden om de macht van iemand te versterken, of juist te verzwakken? Wat houdt het in om iemand visueel te representeren? Wat zegt de manier waarop we portretten gebruiken over onze omgangsvormen en over onze samenleving? Hoe worden portretten doorgaans gebruikt? Zijn daar vraagtekens bij te plaatsen?
Met mijn werk wil ik niet zozeer antwoord vinden op dit soort vragen, maar wil ik de vragen zélf proberen over te brengen en mensen laten stilstaan bij dat wat vanzelfsprekend lijkt. Door mijn werk onderzoek en bevraag ik de verborgen aannames van fotografie en specifieker de portretfotografie.

Er wordt vaak gezocht naar conclusies. Naar duiding. Naar verklaring. Naar dat wat ‘echt’ is, er ‘echt’ uit ziet, wat ‘echt’ voelt. “Ah, nu begrijp ik dit onderwerp pas ‘echt’!” Die verklaringen worden meestal gezocht bij de intentie van de maker. Het belang van een project of hoe ernaar gekeken moet worden, wordt gelijkgeschakeld met die intentie: wat is de intentie van deze maker en klopt dat wel? Is het niet te kunstzinnig, is het niet te autonoom? Is het niet te commercieel? Is het voldoende maatschappelijk betrokken? Is dit wel relevant? Amateurfoto’s en gevonden beeld worden daarmee bijvoorbeeld al snel afgeschreven: daarvan ‘klopt’ de (professionele) intentie niet.
Ik doe expliciet afstand van conclusies en verklaringen, van termen die een waarheid willen verkondigen, naar iedere notie van echtheid. Ik wil juist een opening vinden, een vraag stellen in plaats van hem beantwoorden, niet oordelen of iets ‘echt’ is. Ik wil niet oordelen over dat wat we doen, of hoe we dat doen. Ik zoek naar manieren om open te staan voor wat we doen, en stil te staan bij dat we dat nu eenmaal doen.

Ik werk op een analytische manier, door te kijken naar wat er mij in de samenleving opvalt, dit te herkennen, en grotendeels met dezelfde aspecten aan de slag te gaan als datgene waar ik het over heb. Ik refereer zo direct aan datgene wat ik problematiseer, maar ik geef de toeschouwer zelf de kans hierop te reflecteren. Het oordeel, de conclusie of de vraag komt zo bij de overdracht te liggen, en niet bij mij als maker. Mijn functie als maker is niet om te bepalen of te bevragen of mijn werk ‘echt’ is. Wat winnen we als we de fotografie kunnen indelen in genres? In ‘echt’ en ‘onecht’? Wordt de fotografie er beter van? Wordt de ontmoeting met het werk er beter van?
Anderen mogen dat bepalen, al zie ik niet in hoe mijn werk - of de manier waarop anderen naar mijn werk kijken - kan verbeteren of verduidelijken door daar een oordeel van ‘echt’ of ‘niet echt’ aan te hangen.

Opvallend aan de discussie die steeds weer rond mijn werk ontstaat, is de moralistische houding in deze discussie. Mijn werk is niet ‘echt’, past niet in het plaatje, het voldoet niet aan de normen. Is werk alleen ‘echte fotografie’ wanneer het een moralistisch standpunt inneemt? Wanneer het gedrag duidelijk afkeurt of juist verheerlijkt?
Met mijn werk wil ik een ethische positie innemen. Ik wil standpunten bevragen in plaats van ze in te nemen. Het is niet aan mij om te oordelen, of te veroordelen. Ik signaleer en ik bevraag. Met fotografie, en over fotografie.

© Willem Popelier, i.s.m. Nienke Draaisma



Back to the top
Texts